21181 |
jagen |
jagen:
jagen (L353p Eksel)
|
voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18259 |
jak |
bolero (<fr.):
bollero (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
jacquet (<fr.):
zjaket (L353p Eksel)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20548 |
jam |
gelei:
zjelei (L353p Eksel)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
zonde:
⁄t is zun (L353p Eksel)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
verjaren:
verjaren (L353p Eksel),
verjoren (L353p Eksel)
|
zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
zjartels (L353p Eksel)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
jas [ZND 06 (1924)], [ZND 08 (1925)], [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
kort jasje:
kort jeske (L353p Eksel),
kortjeske (L353p Eksel)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18572 |
jasje van het zwarte pak |
jas:
jas (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18326 |
jasschort |
jassenscholk:
jassescholk (L353p Eksel),
stoffen jas:
stoffejas (L353p Eksel)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|