e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelspel add. kavelen: Die 1-2-3 X een negen had.  kaavelen (Eksel) ? III-3-2
kelder kelder: keͅldər (Eksel) kelder [RND] III-2-1
kelk kelk: in keͅlk (Eksel), kellek (Eksel, ... ), kellik (Eksel, ... ) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] || Een kelk. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
kelkdoekje doekje: duske (Eksel), kelkdoekje: kellikdukske (Eksel, ... ) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje kelklepeltje: kelliklippelke (Eksel), lepeltje: lippelke (Eksel) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
kemphaan kemphaan: kemphoan (Eksel) kemphaan (29 alleen langs de rivieren in weiland; mannetjes hebben in het voorjaar bonte veerkragen en houden gezamenlijke schijngevechten [N 09 (1961)] III-4-1
kerel kerel: inə kɛ̄rəl (Eksel), kɛ.rəl (Eksel) een kerel [ZND B1 (1940sq)] || kerel [RND] III-3-1
keren draaien: drɛǝn (Eksel), drẽ̜ (Eksel) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] I-1, II-7
kerk kerk: en hūg kerk (Eksel), in k(tm)rik (Eksel), kerk (Eksel), keͅrek (Eksel) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || Een hoge kerk. [ZND A2 (1940sq)] || Een kerk. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
kerkbank bank: baank (Eksel, ... ) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3