24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kruushier (L353p Eksel)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
kettinkje:
kettinkske (L353p Eksel),
kruisje:
kruiske (L353p Eksel)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
kruiske (L353p Eksel)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25989 |
kruisplaten |
kruisplaten:
kruisplaten (L353p Eksel)
|
De kruiselings op de teerling liggende balken waarop de standerd staat. Zie ook afb. 12. [N O, 42c; Sche 11; A 42A, add.; N O, 42n]
II-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kruuspercessie (L353p Eksel),
kruusprocessie (L353p Eksel)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24380 |
kruisspin |
kruisspin:
Veldeke
kruusspin (L353p Eksel)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23705 |
kruisteken |
kruis:
kruus (L353p Eksel),
kruisje:
kruiske (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23799 |
kruisverering |
kruisverering:
kruusveriering (L353p Eksel)
|
Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
kruusweeg (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel,
L353p Eksel,
L353p Eksel),
kruusweg (L353p Eksel)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)] || De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23412 |
kruisweg: 14 staties |
veertien staties:
virtien staoties (L353p Eksel),
virtien stoasies (L353p Eksel)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)]
III-3-3
|