18981 |
kwaadspreker |
babbelaar:
babbelèr (L353p Eksel)
|
iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaal (L353p Eksel),
kwade kwaal:
kòj kwooël (L353p Eksel),
ongeneeslijke kwaal:
ongeneesleke kwooël (L353p Eksel),
slepende ziekte:
sleepende ziekde (L353p Eksel)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21727 |
kwajongensstreek |
bagatel (<fr.):
Van Dale: bagatel (<Fr.), zaak van geen betekenis, kleinigheid.
baggetel (L353p Eksel)
|
min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
WLD
kwaken (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
charlatan (fr.):
sjarlatan (L353p Eksel),
het mannetje van genk:
Genkt-Genk
het menneke van Genkt (L353p Eksel),
het mannetje van gerdingen:
Genkt-Genk
het menneke van Jèrringen (L353p Eksel),
het mannetje van hasselt:
Genkt-Genk
het menneke van Hasselt (L353p Eksel),
het mannetje van meeuwen:
Genkt-Genk
het menneke van Muuêven (L353p Eksel),
kwakzalver:
kwakzalver (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] || Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
sjacheren:
sjacheren (L353p Eksel)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22406 |
kwart cent in het spel |
knabje:
knepke (L353p Eksel)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
kwart:
kwart (L353p Eksel)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L353p Eksel)
|
kwartel
III-4-1
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
flochetje (<fr.):
floeskes (L353p Eksel),
trosje:
treskes (L353p Eksel)
|
Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)] || gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|