32447 |
lage klomp |
vrouwluiklomp:
vrø̜li[klomp] (L353p Eksel)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
vrouwluiklomp:
vrällie klomp (L353p Eksel)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18351 |
lakschoen |
laquschoen (<fr.):
lakeschoen (L353p Eksel)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
la.mp (L353p Eksel),
schaapje:
sxø̜pkǝn (L353p Eksel),
sxɛpkǝ (L353p Eksel)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L353p Eksel)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
boekweitemeelpap:
boegezzemeelpap (L353p Eksel)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wiek (L353p Eksel)
|
lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18164 |
lancet |
scherp mesje:
scherp meske (L353p Eksel),
vlijmscherp mesje:
vliêmscherp meske (L353p Eksel)
|
Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim, lancet, scherp mesje). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21145 |
landauer |
koets:
koets (L353p Eksel)
|
een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23151 |
landjeveroveren |
land afpikken:
Spel met twee personen. Op de grond wordt een rechthoekig terrein afgebakend in twee gelijke delen van bijvoorbeeld twee bij drie meter, iedere speler krijgt zijn perceel toegewezen. Afwisselend gooit iedere speler de piek op de grond van de tegenstrever. De piek moet ddan wel rechtop blijven staan. Is dit niet het geval, dan is zijn beurt voorbij. De piek houdt men tussen wijsvinger en middenvinger bij het gooien. Steekt de piek in de grond dan trekt de speler een rechte streep in de zone, in de richting waarnaar de piek overhelt. De speler mag niet in het afgebakend terrein van de tegenstrever gaan staan. Als hij de streep aldus niet volledig kan door trekken, dan is zijn beurt voorbij en het stuk streep wordt uitgewist. Lukt dit wel dan is de afgestreepte zone, gewonnen land wat hij bij het zijne voegt en waarin hij mag gaan staan bij de volgende beurt. Zaak is zoveel mogelijk land in te pikken.
laand aafpiekken (L353p Eksel),
land pikken:
Spel met twee personen. Op de grond wordt een rechthoekig terrein afgebakend in twee gelijke delen van bijvoorbeeld twee bij drie meter, iedere speler krijgt zijn perceel toegewezen. Afwisselend gooit iedere speler de piek op de grond van de tegenstrever. De piek moet ddan wel rechtop blijven staan. Is dit niet het geval, dan is zijn beurt voorbij. De piek houdt men tussen wijsvinger en middenvinger bij het gooien. Steekt de piek in de grond dan trekt de speler een rechte streep in de zone, in de richting waarnaar de piek overhelt. De speler mag niet in het afgebakend terrein van de tegenstrever gaan staan. Als hij de streep aldus niet volledig kan door trekken, dan is zijn beurt voorbij en het stuk streep wordt uitgewist. Lukt dit wel dan is de afgestreepte zone, gewonnen land wat hij bij het zijne voegt en waarin hij mag gaan staan bij de volgende beurt. Zaak is zoveel mogelijk land in te pikken.
laandpiekken (L353p Eksel),
landkaart pikken:
Spel met twee personen. Op de grond wordt een rechthoekig terrein afgebakend in twee gelijke delen van bijvoorbeeld twee bij drie meter, iedere speler krijgt zijn perceel toegewezen. Afwisselend gooit iedere speler de piek op de grond van de tegenstrever. De piek moet ddan wel rechtop blijven staan. Is dit niet het geval, dan is zijn beurt voorbij. De piek houdt men tussen wijsvinger en middenvinger bij het gooien. Steekt de piek in de grond dan trekt de speler een rechte streep in de zone, in de richting waarnaar de piek overhelt. De speler mag niet in het afgebakend terrein van de tegenstrever gaan staan. Als hij de streep aldus niet volledig kan door trekken, dan is zijn beurt voorbij en het stuk streep wordt uitgewist. Lukt dit wel dan is de afgestreepte zone, gewonnen land wat hij bij het zijne voegt en waarin hij mag gaan staan bij de volgende beurt. Zaak is zoveel mogelijk land in te pikken.
laandkoaërt piekken (L353p Eksel)
|
Landkaart pieken.
III-3-2
|