24906 |
lange tijd |
toep:
toeëp (L353p Eksel)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24418 |
langpootmug |
tenenbijter:
WLD
tinnebieter (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lange mik:
lange mik (L353p Eksel)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25079 |
langzaam, traag |
traag:
troog (L353p Eksel)
|
langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lanteͅn (L353p Eksel),
lantjèn (L353p Eksel),
lantéér⁄n (L353p Eksel),
lantɛn (L353p Eksel)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lantaarn [ZND 01 (1922)], [ZND 37 (1941)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
baalkatoenen stof:
baalketoene stof (L353p Eksel),
balenkatoen:
Baal katoen.
baale ketoen (L353p Eksel),
bche (fr.):
basj (L353p Eksel),
lap:
lap (L353p Eksel),
lap stof (L353p Eksel),
tijk:
Tijk.
tiek (L353p Eksel),
vel:
vel (L353p Eksel),
vod:
vòd (L353p Eksel)
|
lap [ZND A1 (1940sq)] || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L353p Eksel),
tipje:
tupkes (L353p Eksel)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18933 |
last, moeilijkheid |
labeur:
labeur (L353p Eksel)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18980 |
laster |
achterklap:
achterklap (L353p Eksel)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18999 |
lasteren |
zwartmaken:
zwart maken (L353p Eksel)
|
iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|