e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maandag voor aswoensdag sluitertjesdag: sluterkesdaag (Eksel), verloren maandag: verloren maandag (Eksel), vlo.rə moͅinig (Eksel) de naam voor de maandag vóór aswoensdag [N 112 (2006)] || De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maandstonde maandmis: moendmes (Eksel), mondmes (Eksel) Een maandelijkse mis voor een overledene [maandstond?]. [N 96B (1989)] III-3-3
maantje op de nagel half maantje: half mónke (Eksel), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  half móanke (Eksel), {mu]k\\}  half mo`ngke (Eksel), riempje: riemke (Eksel) Maantje: lichter gekleurd gedeelte onder aan de vingernagels (maantje, reem) [N 106 (2001)] || maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maat houden bij het dorsen slaghouden: slā.xhɛ̄.n (Eksel) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: moot (Eksel) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
mager schraal: schroal (Eksel), schroêl (Eksel), schroël (Eksel) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
mager worden afvallen: aafvallen (Eksel), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  aafgevallen (Eksel), door de tek gaan: i.e. ziekelijk mager worden.  doore tek gooën (Eksel), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  door de tek gooën (Eksel), lelijk van magerigheid: lullik van maagerighèd (Eksel), mager worden: maager wie ne geweerkolf (Eksel), maager wèèren (Eksel), mager wären (Eksel), smal worden: {smu.\\l g\\wo.r\\n}  smaol geworen (Eksel), vermageren: hij is neig vermaagerd (Eksel), verspelen: PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  verspelen (Eksel), zo mager als een hout: zoe maager as een hooët (Eksel), zo mager als een sprinkhaan: zoe maager as ne sprînkhoaĕn (Eksel), zo mager als een stok: zoe maager as ne stek (Eksel) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, afslanken, krimpen, slinken, vermageren). [N 106 (2001)] || Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
mais maïs: ma`i̯es (Eksel), spaanse tarwe: spansǝ tɛrǝf (Eksel  [(ouder dan maïs)]  ) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4
malooi gebakte: gǝbɛqdǝ (Eksel), maalzak: mǫǝ.lzák (Eksel) De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.] II-3
mals, gezegd van boter plat: plat (Eksel) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3