23818 |
maria-lichtmis |
lichtmis:
liechtmis (L353p Eksel),
liechtmès (L353p Eksel)
|
2 februari, Maria Lichtmis, de dag waarop in de kerk kaarsen gewijd worden [Maria-Littemis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23396 |
mariabeeld |
beeld van het lieve-vrouwtje:
bieeld van t leivevrouwke (L353p Eksel),
lieve-vrouwbeeld:
leive vroëbieeld (L353p Eksel),
lieve vroobieeld (L353p Eksel),
lieve-vrouwebeeld:
lievevrouwenbeeld (L353p Eksel)
|
Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23589 |
marialied |
lieve-vrouweliedje:
leivevrouwelieke (L353p Eksel),
marialiedje:
marialieke (L353p Eksel)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
in mērət (L353p Eksel),
mâê.rt (L353p Eksel)
|
een markt [ZND A1 (1940sq)] || markt [RND]
III-3-1
|
21852 |
marktkraam |
kraam:
ps. omgespeld!
kōͅm (L353p Eksel)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21711 |
marktplein |
marktveld:
mèrtveld (L353p Eksel)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21850 |
mars (wbd) |
korf:
kör⁄f (L353p Eksel),
mand:
maan (L353p Eksel)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19185 |
martelen |
martelen:
martələn (L353p Eksel)
|
martelen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fis:
WLD
fis (L353p Eksel),
fluwijn:
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
fluwijn (L353p Eksel),
wezel:
WLD
wessel (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
masker:
In het najaar, o.a. met Allerheiligen en Vastenavond. Bieten uithollen en kopfiguren maken. In het donker een kaars daarin laten branden en dat moesten "spoken"voorstellen.
maskers maaken (L353p Eksel),
mombakkes:
mombakkes (L353p Eksel),
ə mŏmbakəs (L353p Eksel)
|
Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)] || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || Masker maken.
III-3-2
|