e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middenpad middengang: middegaank (Eksel), middengaank (Eksel) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenrif lee: {l:}  (Eksel), ribbenkast: PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  rubbekas (Eksel) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)] || Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)] III-1-1
middenschip schip: scheep (Eksel), schip (Eksel) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenspeler centerback: senter bak (Eksel), halfback: halfbak (Eksel), linksback: links bak (Eksel), linkshalf: lînkshalf (Eksel), rechtsback: rechs bak (Eksel), rechtshalf: rechshalf (Eksel), stopper: stopper (Eksel), voorstopper: veurstopper (Eksel) Centrale middenvelder. || Links middenvelder. || Linkshalf. || Middenvelder. || Rechts middenvelder. || Rechtshalf. III-3-2
midvoor centervoor: senter veur (Eksel) Spits. III-3-2
mier mierzeik: mīrzēk (Eksel), muurzeik: morzeek (Eksel), zeiksmoor: zeeksmoor (Eksel), ook in ZND 08, 152a  zeiksmors (Eksel), Veldeke  zeeksmors (Eksel) mier [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mierenei ei van zeiksmorsen: Veldeke  eër van zeeksmorsen (Eksel) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop zeikmorsenhoop: Veldeke  zeekmorsenhoeëp (Eksel) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Eksel) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mik gaffel: gaffel (Eksel), kruk: kruk (Eksel) een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik] [N 112 (2006)] || Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)] III-3-2