23224 |
morgengebed |
morgengebed:
murrgegebed (L353p Eksel),
møͅrgəgəbeͅd (L353p Eksel)
|
Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17891 |
morsen |
bratselen:
bratselen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
knoeien:
knooiën (L353p Eksel),
knoojen (L353p Eksel),
morselen:
mêrselen (L353p Eksel),
smodderen:
smodderen (L353p Eksel),
smossen:
smossen (L353p Eksel)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] || Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24355 |
mot |
mot:
mot (L353p Eksel)
|
mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
mətø͂ͅr (L353p Eksel)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
fiezelregen:
fiezelreger (L353p Eksel)
|
motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
daar valt nattigheid:
do völt noa’tighed (L353p Eksel),
fiezelen:
fiezelen (L353p Eksel),
sprinkelen:
sprinkelen (L353p Eksel),
zeveren:
zivveren (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mout (L353p Eksel)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18325 |
mouwschort |
jassenscholk:
jassescholk (L353p Eksel)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20598 |
muik |
hooitas:
hooitas (L353p Eksel)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33767 |
muil |
muil:
mő̜lj (L353p Eksel)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|