18157 |
betten van een wonde |
lessen:
lessen (L353p Eksel)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugelen (L353p Eksel),
bygələ (L353p Eksel),
{z. toel.}:
niet gebruikelijk; id. 74.
/ (L353p Eksel)
|
het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven] [N 112 (2006)] || Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
ring:
riŋk (L353p Eksel),
r}ink (L353p Eksel)
|
de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)] || De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18378 |
beugeltas |
sacoche (fr.):
zjakos (L353p Eksel)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24468 |
beukennootje |
beukel:
boekelen (L353p Eksel),
bokkel (L353p Eksel)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
staanplek:
stooenplek (L353p Eksel)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20180 |
bevallen |
een kleine krijgen:
ne klènne kriêggen (L353p Eksel),
en kindje krijgen:
e kinneke kriêggen (L353p Eksel),
n kindje krijgen (L353p Eksel),
kindje kopen:
kinneke koppe (L353p Eksel),
kopper krijgen:
kòpper kriêggen (L353p Eksel)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)], [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
commanderen:
kommenderen (L353p Eksel),
commanderen (<fr.):
kommenderen (L353p Eksel)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
34498 |
bevruchten |
treden:
trē.n (L353p Eksel)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|