e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
provisiekast, etenskast schap: schaap (Eksel), sxāp (Eksel), kast met brood en eetwaren in de keuken  sxāp (Eksel) een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] || spinde (kast of kamer) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
pruik pruik: pruuk (Eksel, ... ), pruûk (Eksel), prūūk (Eksel) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] || Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruilmond zijn lip laten hangen: z⁄n lup lutten hangen (Eksel) een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] III-1-4
pruim pruim: proum (Eksel) [ZND 34 (1940)] I-7
pruimen sjieken: siekken (Eksel) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3
prutsen broddelen: broddelen (Eksel), lummelen: lummelen (Eksel), prutsen: prutsen (Eksel), verkerven: verkerven (Eksel) nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] III-1-4
prutser sukkelaar: suggelèr (Eksel) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] III-1-4
prutswerk gepros: gepros (Eksel), halfwerk: half wè-rek (Eksel), prutswerk: prutswe-rek (Eksel) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
pruttelen zeveren: ziveren (Eksel) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
puber aankomend maagdje: oaënkommend mechte (Eksel), aankomende gast: oaënkommende gast (Eksel), jong: ne jong (Eksel), jonge gast: jonge gast (Eksel), jonge jong: ne jonge jong (Eksel), snotbel: snotbel (Eksel) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2