25198 |
stuiven van droog zand of stof |
schraal weer:
schroa’l weer (L353p Eksel),
stoffen:
stoeffen (L353p Eksel),
stoffen (L353p Eksel)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
18929 |
stuntelen |
niet avanceren:
nie aveeren (L353p Eksel)
|
moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
soeker (L353p Eksel)
|
suiker [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
20543 |
suikerklontje |
kluitje:
klutèke (L353p Eksel)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikernonk:
sokkernonk (L353p Eksel),
sòkkernônk (L353p Eksel)
|
Een ongetrouwde oom, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikeroom, suikeren oom) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertant:
sokkertaant (L353p Eksel),
sòkkertânt (L353p Eksel)
|
Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23590 |
suisse |
suisse (fr.):
suisse (L353p Eksel),
swies (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17735 |
suizen van de oren |
ruisen:
roezen (L353p Eksel),
tuiten:
mèn oeëren toetten (L353p Eksel)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
aan de kwakkel zijn:
anne kwakkel zien (L353p Eksel),
kwakkelen:
kwakkelen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
op de sukkel zijn:
oppe suggel zien (L353p Eksel),
sukkelen:
suggelen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
suggelt (L353p Eksel)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18126 |
syfilis |
druiper:
drupper (L353p Eksel),
drüpper (L353p Eksel),
geslachtsziekte:
geslachtsziekte (L353p Eksel),
sief:
’t sief (L353p Eksel)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] || Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|