23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23711 |
tafelgebed |
beden voor het eten:
beeen veur t eten (L353p Eksel),
gebed voor het eten:
gebed vur d eeten (L353p Eksel)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
toffelmes (L353p Eksel)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (L353p Eksel)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
familie (L353p Eksel),
tak:
tak (L353p Eksel),
zijtak:
met een hoedje (ê) op de y
zytak (L353p Eksel)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
kroeën (L353p Eksel)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
takker (mv.) krijgen:
tekker (L353p Eksel)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24252 |
taling |
wintertaling:
wintertaling (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
zomertaling:
zomertaling (L353p Eksel)
|
wintertaling || zomertaling
III-4-1
|
17760 |
tand |
tand:
tānd (L353p Eksel)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (L353p Eksel
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|