22343 |
uitsliepen |
sliepuit doen:
sliep oet dôê:n (L353p Eksel),
uitlachen:
oetlachen (L353p Eksel),
voor gek houden:
[vgl. G. Naert (1985), pag. 13 sub unica en vergissingen: voor gek houden].
veur gek haên (L353p Eksel)
|
Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)] || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
21787 |
uitsluitsel |
klaar (bn.):
ps. Algemene note:
klēͅr (L353p Eksel),
klaar antwoord:
klèr antwoord (L353p Eksel)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ū.tspanǝn (L353p Eksel)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling van het allerheiligste:
oetstelling van d allerheiligste (L353p Eksel),
oetstelling van et allerhelligste (L353p Eksel)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23424 |
uitstallingstroon |
nis:
nis (L353p Eksel)
|
De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18925 |
uitstellen |
uitstellen:
oetstellen (L353p Eksel)
|
iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18891 |
uitvlucht |
uitvlucht:
oetvlucht (L353p Eksel)
|
wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17705 |
uitwerpselen |
kak:
kak (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
pegel:
peegel (L353p Eksel),
stront:
stront (L353p Eksel),
stroont (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
Voor dieren: kuttels.
stront (L353p Eksel)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
aafzètten (L353p Eksel),
ā.f˲zętǝn (L353p Eksel)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] || met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
I-10, III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel,
L353p Eksel),
zeik:
zeek (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
zē.i̯k (L353p Eksel),
zē.k (L353p Eksel),
Vulgair (of voor dieren).
zeek (L353p Eksel)
|
urine [N 10c (1995)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|