e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlegelstok geer: gɛ̄r (Eksel) De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.] I-4
vleien fletsen: fletzen (Eksel), mouwvegen: mauwvegen (Eksel) iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] || vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)] III-3-1
vleier fletser: fletzer (Eksel) een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1
vleugel vleugel: vleugels (Eksel) vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)] III-4-1
vleugels in de wanmolen vleugels: vlø̄.gǝls (Eksel) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegen, weven van een vlieg suizen: WLD  soezen (Eksel) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] III-4-2
vliegend ongedierte pietjes: Veldeke sommige vliegende diertjes = -  pietékes (Eksel) vliegend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
vliegennet net: nęt (Eksel), vliegenkleed: vligǝklīǝt (Eksel) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vliegenraam, hor muggenzift: møgəzift (Eksel) Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1
vlieger vlieger: inə vligər (Eksel), vlieger (Eksel), vliegger (Eksel), vliegger oplötten (Eksel), vlièger (Eksel), /  vlieger (Eksel, ... ), windvlieger: wîndvliegger oplötten (Eksel), /  wîndvliegger (Eksel), In de tijd maakten we zelf onze vlieger en daaraan beleefden we meer plezier als met het omhoog laten ervan. We zochten mooie rechte twijgen die we in de vorm van een kruis op elkaar sjorden om vervolgens een koord tes spannen, rondom op de koppen van de twijgen. Dan moesten we bruin papier, bruine plakband of plaksel en dunne koord proberen te bemachtigen. Als dat lukte waren we vertrokken. Dan maakten we ook een lange staart. Het was een koord waarin we een twintigtal papieren bladen knoopten. Als de vlieger te veel ronddraaide dan werd de staart verlengd en verzwaard.  wîndvliegger (Eksel) / [SND (2006)] || [Vlieger]. || Een vlieger (Fr. cerf-volant). [ZND B1 (1940sq)] || Een vlieger (kinderspeeltuig). [ZND 08 (1925)] || Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger [SND (2006)] || Vlieger oplaten. III-3-2