19412 |
vonk |
geinster:
geͅnstər (L353p Eksel)
|
Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
momber:
moemmer (L353p Eksel),
mommer (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
foppen:
foppen (L353p Eksel),
kloten:
klətən (L353p Eksel)
|
iemand foppen [ZND B1 (1940sq)] || op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21754 |
vooraanstaande |
hoge, een ~:
hoe-w-ege piet (L353p Eksel)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
veurbeeen (L353p Eksel),
veurbeen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
vörgebrochte (L353p Eksel)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
zondenbank:
zondebaank (L353p Eksel)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vørhǫamǝr (L353p Eksel)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
ster (L353p Eksel),
voorhoofd:
voorhuud (L353p Eksel)
|
Een groot voorhoofd. [ZND 08 (1925)] || ster (voorhoofd) [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
17718 |
voorhuid |
floche-tje (<fr.):
flochke (L353p Eksel),
velletje:
velleke (L353p Eksel),
Bij kinderen.
velleke (L353p Eksel)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|