33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ̄r (L353p Eksel)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L353p Eksel)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
19435 |
wit zand, stooizand |
witte zand:
wittezand (L353p Eksel)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdaag (L353p Eksel),
witten donderig (L353p Eksel)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
platte kees (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Het dikke van geschifte karnemelk (hotsel?) [N 16 (1962)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
frutseltjesmuts:
frutselkesmuts (L353p Eksel)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
sluitkool:
sly(3)̄.tkyəl (L353p Eksel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
koehoedertje:
kowhuërke (L353p Eksel),
kwikstaartje:
kwikstert(je) (L353p Eksel),
kwiksterteke (L353p Eksel)
|
kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
mutsje:
mutske (L353p Eksel)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mek (L353p Eksel),
mik (L353p Eksel),
weg:
wig = houten spie.
wig (L353p Eksel)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wit brood [ZND 01u (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|