22843 |
boompje wisselen |
katje van de boom afjagen:
Er zijn vijf spelers. Op de grond worden vier ringen afgetekend in een vierkant op een afstand van een vijftal meters. Vier spelers nemen plaats in de ring en de vijfde staat in het midden. De "ringspelers"proberen onderling van plaats te verwisselen waarbij de speler in het midden eveneens de ring wil bemachtigen. Diegene die het eerst de ring bereikt mag er bezit van nemen en de ander gaat naar het midden. Dit spel werd ook gespeeld waar vier bomen in vierkant stonden, vier spelers hadden dan een boom en de vijfde in het midden probeerde een boom te bemachtigen, door de boom aan te tikken vóór de speler die wisselde van boom.
ketteke vanne boeëm aafjaagen (L353p Eksel)
|
Katje van de boom jagen (vrij vertaald).
III-3-2
|
24511 |
boomstronk |
post:
post (L353p Eksel)
|
boomstronk [ZND 07 (1924)]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
gaan aan:
aan de appel of peren gaan ... (L353p Eksel),
#NAME?
oaen gewist (L353p Eksel),
pikken:
apəl pikkə (L353p Eksel)
|
boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen] [N 112 (2006)] || Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34565 |
boomwagen |
nuts:
nøts (L353p Eksel)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunǝ (L353p Eksel),
būǝnǝ (L353p Eksel),
boon:
bonj (L353p Eksel)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
18698 |
boordenknoopje |
hemdsknopje:
himsknupke (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18863 |
boos |
kwaad:
ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!
kə.wət (L353p Eksel)
|
boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
boteke (L353p Eksel),
ə būtjə (L353p Eksel),
scheepje:
ə sxēpkə (L353p Eksel)
|
een bootje (om te roeien) [ZND B1 (1940sq)] || een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
tɛly(3)̄r (L353p Eksel)
|
bord (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18785 |
borduren |
borduren:
borduren (L353p Eksel)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|