30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bōvǝlīxt (L353p Eksel)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boove lup (L353p Eksel),
bovelup (L353p Eksel),
bovenlup (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
bovenlup (L353p Eksel)
|
bovenlip [N 10b (1961)] || Bovenlip (bovenlip, bovenste lip) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk:
krøk (L353p Eksel)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
bovenste, het -:
boveste (L353p Eksel),
lijfje:
lijfke (L353p Eksel)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21147 |
bovenstuk van een rijtuig |
bagagerek:
bagagerek (L353p Eksel)
|
het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20140 |
box |
loopbak:
loopbak (L353p Eksel),
looprek:
loe.weprèk (L353p Eksel),
looprek (L353p Eksel),
parc (fr.):
los - beweeglijk
park (L353p Eksel)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
pan:
geen woord voor schotel die van ijzer is
pan (L353p Eksel),
sudderpan:
sødərpan (L353p Eksel)
|
Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18953 |
braaf |
braaf:
bra (L353p Eksel),
braaf (L353p Eksel),
brēͅ (L353p Eksel),
brè (L353p Eksel)
|
braaf (wijs) [ZND 04 (1924)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33653 |
braakland |
dries:
dris (L353p Eksel),
vogelwei:
vogelwei (L353p Eksel)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
31545 |
braam |
bramen:
bręmǝn (L353p Eksel)
|
Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.]
I-5
|