e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
damesonderbroek combinaison (fr.): kommenezoâ (Eksel), vrouwluiboks: vröllieboks (Eksel), vrölliebòks (Eksel) Vrouwenonderbroek [ook: slipje?] [N 114 (2002)] III-1-3
damesschoen met hoge of halfhoge hak hakkenschoen: hakkeschoen (Eksel) damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)] III-1-3
dampen paven: paven (Eksel) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3
dansen dansen: dansə (Eksel) dansen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
dar eer[bij]: ēr[bij] (Eksel) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
darm darm: dērəm (Eksel), dèrrem (Eksel) darm, darmen [N 10b (1961)] || een darm [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
darts pikken: piekken (Eksel), vogelenpik (zn.): voogelepiek spelen. (Eksel) Scherpe stalen naald met huis waarin vleugelvormige geleiders zijn aangebracht; ze worden ook gebruikt bij het dartsspel. III-3-2
das, sjaal sjaal: sjaal (Eksel, ... ) das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld sierspeld: sierspel (Eksel, ... ) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
dauw dauw: dauw (Eksel), mistbank: mistbanken (Eksel), nevel: nevel (Eksel) dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4