24310 |
donderbeestje |
donderbeestje:
donderbisteke (L353p Eksel),
donderbistekes (L353p Eksel),
donderpietje:
donderpieteke (L353p Eksel),
donderpietekes (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
friemeltje:
friemelke (L353p Eksel)
|
donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)]
III-4-2
|
25120 |
donderen |
rommelen:
rommelen (L353p Eksel)
|
donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24832 |
donderkruid |
donderbaard:
donderboaërd (L353p Eksel)
|
donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25121 |
donderwolk |
donderkoppen:
donderköp (L353p Eksel),
dondertaten:
? niet in WNT
dondertaten (L353p Eksel)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
petaat:
’n pataat (L353p Eksel),
slag:
ne slaag (L353p Eksel),
veeg:
’n veeg (L353p Eksel)
|
donder [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
duisteren:
duusteren (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
’t is vandaag al vruug oan’t duusteren (L353p Eksel)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
duister:
duuster (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
duvelshoor (L353p Eksel)
|
het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dūt (L353p Eksel),
dôêt (L353p Eksel)
|
dood (bn) [ZND A2 (1940sq)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
doe-wed (L353p Eksel)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|