e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doodlopende weg doodlopend: doe-w-ed loppend strùtteke (Eksel) een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)] III-3-1
doodskist doodskist: doeëdskist (Eksel, ... ), kist: kist (Eksel) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [Lk 01 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodskleed: dudsklieëd (Eksel), laken: laken (Eksel), lang wit hemd: lang wit hemd (man) (Eksel), nachtkleed: wit nachtkleed (vrouw) (Eksel) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2
doodsklok doodsklok: doeedsklok (Eksel), doeedsklokken (Eksel), døͅdskloͅk (Eksel) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] || Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doodzonde doodzonde: doeëdzonde (Eksel) Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)] III-3-3
doofpot grispot: griespot (Eksel) pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)] III-2-1
dooien t slaakt]: ’t goat aaf (Eksel), ’t weer slöt um (Eksel) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: dōi̯ǝr (Eksel), doren: dō.rǝ (Eksel), dōrǝn (Eksel) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: doeëp (Eksel) Een doop. [N 96D (1989)] III-3-3
doopdekentje neusdoek: nuzzik (Eksel) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2