25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
we hén’t druueg (L353p Eksel)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (L353p Eksel)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
handdoek:
haanddoek (L353p Eksel),
handdoek (L353p Eksel),
hāānddoek (L353p Eksel),
hânddoek (L353p Eksel),
keukenhanddoek:
keukenhânddoek (L353p Eksel),
keukenhândoek (L353p Eksel),
schotelvod:
schottelvod (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
dryǝxstǭ.n (L353p Eksel)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
20554 |
drop |
klis:
klis (L353p Eksel),
klissap:
klesap (L353p Eksel),
klissap (L353p Eksel)
|
drop [ZND 01u (1924)] || drop (kalissie) [ZND B1 (1940sq)] || drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
klissap:
klissap (L353p Eksel),
klisspawater:
klissawater (L353p Eksel)
|
dropwater [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
kwakweer:
kwak weer (L353p Eksel),
t blijft over]:
regerechtig (L353p Eksel)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
ijverig lopen:
ieverig (L353p Eksel)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21817 |
druk praten |
raisonneren (<fr.):
Van Dale: raisonneren (<Fr.), (gew.) 1. redeneren; verstandelijk betogen; -2. praten, zich onderhouden.
rizzeneren (L353p Eksel)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
duwen:
douwe (L353p Eksel)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|