24352 |
mier |
aamzeiksel:
ook in ZND 08, 152a
amzeeiksel (L419p Elen)
|
mier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (L419p Elen)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
znd 1 a-m
minderjoarig (L419p Elen)
|
minderjarig [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mismaakt (L419p Elen)
|
mismaakt [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
17833 |
moe |
moeg:
meug (L419p Elen)
|
moe [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
19058 |
moedeloos (zijn) |
mismoedig:
misméudig (L419p Elen)
|
moedeloos [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20331 |
moeder |
moeder:
mooder (L419p Elen),
móódər (L419p Elen)
|
moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
19940 |
moer |
moer:
mōr (L419p Elen)
|
voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33556 |
moestuinx |
hof:
hū.əf (L419p Elen),
moostem:
mōsəm (L419p Elen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
32858 |
mol |
mol:
mó̜.l (L419p Elen),
mǫ.l (L419p Elen
[(thans)]
),
moutheuvel:
mǫu̯t(h)ø̄vǝl (L419p Elen)
|
Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.]
I-3
|