19009 |
abuis |
abuis:
ook materiaal znd 19a,6
abuus (L419p Elen)
|
abuis [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19021 |
achterdocht |
achtergedachten:
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
achtergedächte (L419p Elen)
|
achterdocht [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (L419p Elen)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33802 |
achterknie |
hees:
īǝs (L419p Elen)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
17651 |
achterste |
achterste:
ächterste (L419p Elen)
|
achterste [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
19445 |
achteruit |
terug-ju(j):
tryq jȳ (L419p Elen),
terug-op:
tryk˱ ǫp (L419p Elen)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
34584 |
achterwand |
achterste bred:
ɛxtǝrstǝ brē.ǝt (L419p Elen),
bred:
briǝt (L419p Elen),
stopsel:
stø̜psǝl (L419p Elen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17781 |
adem |
adem:
oajem (L419p Elen),
oam (L419p Elen),
asem:
oasem (L419p Elen)
|
adem [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
oajemen (L419p Elen)
|
ademen [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
oajer (L419p Elen)
|
ader [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|