24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
hoere (L419p Elen),
hooeare (L419p Elen)
|
duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)]
III-4-1
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
in t water doempelen (L419p Elen),
dopen:
ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.
dèupen (L419p Elen, ...
L419p Elen),
doppen:
dèupen (L419p Elen),
in het water dompelen:
in ⁄t water doempelen (L419p Elen, ...
L419p Elen),
in het water steken:
in het water stèken (L419p Elen),
in ⁄t water stèken (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [ZND 01 (1922)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)]
III-1-2, III-4-4
|
25120 |
donderen |
donderen:
doenderen (L419p Elen, ...
L419p Elen),
dondere (L419p Elen, ...
L419p Elen),
dónderen (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
doender (L419p Elen, ...
L419p Elen),
donder (L419p Elen, ...
L419p Elen),
doͅndər (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
grauw worden:
t wurdt grauw (L419p Elen)
|
Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donkel (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
(`t is hier) donker [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
20195 |
dood (adj. schertsend bedoeld |
de hoek om:
znd 23, 022b;
den hook om (L419p Elen),
hij heeft het kaarsje uitgeblazen:
znd 23, 022b; cf. WNT s.v. "kaars - keers
hè het ’t kirske ut geblóózen (L419p Elen),
om zeep:
znd 23, 022b;
om zeep (L419p Elen),
vertrokken:
znd 23, 022b;
vertrokken (L419p Elen)
|
dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20194 |
dood (adj.) |
dood:
znd 23, 022a;
doed (L419p Elen),
doet (L419p Elen)
|
dood; hij is - [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
doet (L419p Elen),
dōēd (L419p Elen),
dôôd (L419p Elen)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
zerk:
zerk (L419p Elen)
|
Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [Lk 01 (1953)]
III-3-3
|