33182 |
inleggen (in een voor) |
leggen:
lęgǝ(n) (L419p Elen)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
e.nspanǝ (L419p Elen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
18259 |
jak |
basquine (fr.):
biskin (L419p Elen),
jak:
jak (L419p Elen)
|
jak [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
sjelōōes (L419p Elen)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas, 2 jäs (L419p Elen)
|
jas [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jūēūken (L419p Elen)
|
jeuken [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18086 |
jicht |
gicht:
gicht (L419p Elen),
jicht:
jicht (L419p Elen)
|
jicht [ZND 01 (1922)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jooenk (L419p Elen)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jooenk (L419p Elen)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
pi.pərs (L419p Elen)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|