e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
katoen katoen: kǝtōǝn (Elen) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauw dool: deul (Elen), déul (Elen) kauw || kerkkauw [ZND 01 (1922)] III-4-1
keel keel: kē̜.l (Elen), strot: strūǝ.t (Elen) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keep spaanse boekweitvink: spaanse bokesvènk (Elen) keep III-4-1
keerstrook, wendakker voorling: vȳ ̝ǝ.rleŋ (Elen) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: keffen (Elen, ... ) keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
kelder kelder: kaldər (Elen) kelder [ZND 36 (1941)] III-2-1
kerel kerel: kiêrel (Elen) kerel [ZND 01 (1922)] III-3-1
kerk kerk: kirk (Elen) Kerk. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kerkhĕf (Elen), kerkhif (Elen) Kerkhof. [ZND 14 (1926)] III-3-3