e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klein paard dobbele pony, poney: dǫbǝlǝ pōnē (Elen), pony, poney: pōnē (Elen) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
kleingeld kleingeld: kleigeld (Elen), klêigeljt (Elen, ... ) kleingeld [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: kleikênjt (Elen) kleinkind [ZND 11 (1925)] III-2-2
klepel klepel: de klejpel van de klok (Elen), klöppəl (Elen) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || Klepel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kletsoor klatsool: kladžuǝl (Elen) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf klaptoet: klaptōōēt (Elen), langtong: langtōōēng (Elen) klappei [ZND 01 (1922)] III-3-1
kleurx kleur: kleur (Elen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kleeren (Elen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
kluit aarde bonk: boŋk (Elen), klont: klōnt (Elen), kluit: klȳt (Elen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen klos: klosj (Elen) Kluwen. [ZND 01 (1922)] III-1-3