e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroon kroon: krū[ə}n (Elen), kroontje: kry(3)̄[ə}nkə (Elen) kroon [ZND m] III-3-1
kropgat kropgat: krǫp˲gāt (Elen) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidnagel groffelnagel: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10  gruffelnagel (Elen) een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] III-2-3
kruien schurgen: šø̜rǝgǝ (Elen), varen: vārǝ (Elen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krōōek (Elen), kruuk (Elen) kruik [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim binnenste, het -: benneste (Elen) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruin kruin: kroen (Elen), krōōen (Elen) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [ZND 01 (1922)] III-1-1
kruis kruis: ei kruus, twie kruusen (Elen), kreuus (Elen), krȳ.s (Elen) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-9, III-3-3
kruisbeeld crucifix (<lat.): créucifix (Elen), kruis: ein krūs (Elen), ?  ei kruus (Elen) Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbes kroenzel: kroensele (Elen) I-7