e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strē.p (Elen) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
lantaarn lantaarn: lantêr (Elen) lantaarn [ZND 01 (1922)] III-2-1
laster laster: ook materiaal znd 30, 01  laster (Elen) laster [ZND 01 (1922)] III-1-4
lastig (werken) lastig: ook materiaal znd 30, 02  lestig (Elen), lästig (Elen) lastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
laten laten: loaten (Elen) laten [ZND 01 (1922)] III-1-2
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  leiglouper (Elen), leigluiper (Elen) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leem, pijpaarde leem: leim (Elen) leem [ZND 01 (1922)] III-4-4
leep, doortrapt doortrapt: dōēartrapt (Elen), doortrokken: dōēartrokken (Elen), gewiekst: gewikst (Elen) leep, doortrapt [ZND 01 (1922)] III-1-4
leest leest: list (Elen), lęjst (Elen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: eine lieeuw (Elen), liew (Elen, ... ) Leeuw. [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-3-2