22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
rechts- / linksbuiten (L419p Elen)
|
Hoe noemt U in uw dialect de speler, die in een voetbalteam de uiterst linkse of uiterst rechtse positie in de aanvalslijn bekleedt?
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
linnen:
lenǝn (L419p Elen)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lippen (L419p Elen),
lup (L419p Elen),
løp (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
lip [ZND 01 (1922)], [ZND m] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (L419p Elen)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lesch (L419p Elen),
lisch (L419p Elen)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
léinteiken (L419p Elen),
litteken:
litteiken (L419p Elen)
|
litteken [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bȳǝkǝn (L419p Elen)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17688 |
long |
long:
loeng (L419p Elen)
|
long [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
30797 |
looi |
looi:
lūǝj (L419p Elen)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lūǝjǝ (L419p Elen)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|