e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eerlijk in het spel eerlijk: ieerlik (Ell) Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)] III-3-2
eerste baardharen duivelshaar: duvelshoar (Ell) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1
eerste communie eerste communie (<lat.): ieëste kemuuniej (Ell), kleine communie (<lat.): klein kemuuniej (Ell) De eerste H. Communie. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste mis van de neomist eerste mis: ieëste mès (Ell) De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste opbod inzet: inzet (Ell) de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)] III-3-1
eerste rij schoven van het dorsbed aanleg: ānlęx (Ell) De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.] I-4
eerstvolgend, ernaast naast: naoste (Ell) eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)] III-4-4
eeuwig eeuwig: ieëwig (Ell) Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)] III-3-3
egaliseren omzetten: omzętǝ (Ell) De grond met de schop egaliseren, al spittend gelijkmaken. [N 27, 11] I-8
eggen eggen: ęqǝ (Ell) Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.] I-2