e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haten haten: hate (Ell) een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] III-3-1
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kest (Ell) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
havermout havermout: havermout (Ell) Havermout [N 16 (1962)] III-2-3
havermoutpap havermoutepap: havermoutepap (Ell), havermoutpap: havermoutpap (Ell) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)] III-2-3
haverzak kopzak: kǫp˲zak (Ell) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazenleger kot: koet (Ell), kōēt (Ell), eigen spellingsysteem  koet (Ell) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)] III-4-2
hebzuchtig hebzuchtig: hebzuchtig (Ell) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes handvat: handjfat (Ell) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer (bewegen) schuddelen: sjöddele (Ell) sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heerbaan steenweg: steinweeg (Ell) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1