e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hul hul: betekenis: muts met sierfranje op de rug  höl (Ell) hul, höl, hulmuts, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
hulp vragen hulp vragen: hulp vraoge (Ell) iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)] III-3-1
hulp, bijstand hulp: hulp (Ell) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
hulst hulst: eigen fon. aanduidingen  hulst (Ell) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen huppelen: huppele (Ell) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hurken (zich) hukken: hoeke (Ell, ... ) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
hutselen schuddelen: sjøͅdələ (Ell) Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
huurpenning huurpenning: [beïnvloeding door suggesties "huurpenning [...] worrel, weerder"in de vraagstelling]  heurpenning (Ell) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] III-3-1
huwelijksafkondigingen roepen: reupe (Ell) De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] III-3-3
huwelijksexamen examen: ekzaame (Ell) Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)] III-3-3