e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzet bij het spel pot: pot (Ell), potje: pøͅtjə (Ell) Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] III-3-2
iris maantje: mêûnke (Ell) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)] III-1-1
jaargetijde jaargetijde: jaorgetiej (Ell) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
jaarmarkt jaarmarkt: jaormertj (Ell) de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)] III-3-1
jaarring jaarring: jǭreŋ (Ell) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jacquetpak jacquet (<fr.): sjakkèt (Ell) jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jagen jagen: jage (Ell) voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)] III-3-1
jak jak: jak (Ell, ... ) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3
jam gelei: sjeleij (Ell), jam: zjem (Ell) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
janken janken: eigen spellingsysteem  janke (Ell) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1