e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenuitgang loopgat: lǫu̯p˲gāt (Ell) De opening in de muur of in de deur van het kippenhok waardoor de kippen naar buiten en naar binnen kunnen gaan. In de gecombineerde woord- en klankkaart worden niet alleen de drie hoofdtermen, kot, gat en lok, in kaart gebracht, maar ook is ook aangegeven waar de klinkers van deze drie termen zich verlengen tot resp. koot, gaat en look. [N 5A, 63e; A 48, 17d] I-6
kippenvel hoenderenvel: hoonderevel (Ell) kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)] III-1-2
kiskassen schuifelen: (met platte kiezel).  sjufele (Ell) Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)] III-3-2
klaarkomen afgewerkt zijn: aafgewirktj zeen (Ell) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
klam, klef klamsig: klam(sig) (Ell) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klank van een klok toon: toeen (Ell) De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)] III-3-3
klant klant: klantj (Ell) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klapekster houwegerst: hauwaigerst (Ell), vinkenbijter: vinkebieter (Ell) klapekster || klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)] III-4-1
klaplopen profiteren: profitere (Ell) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1
klauw klauw: klǫw (Ell) Het onderste klauwvormige gedeelte van het staakijzer dat in het middendeel van de rijn grijpt. De klauw is in functie vergelijkbaar met de kop van het staakijzer in watermolens. Zie ook afb. 61. [N O, 14l; N O, 15e; A 42A, 16; Sche 44; N D, 17] II-3