e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruien kruien: kryjǝ (Ell) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] II-3
kruiketting, kruitouw kruiketting: krykęteŋ (Ell) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim greumel: greumel (Ell) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruin kruin: kruun (Ell) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruinschering tonsuur (<fr.): tonzuur (Ell) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruipalen kruipalen: krypø̜̄l (Ell) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipend ongedierte gewormt: eigen spellingsysteem  gewörmtj (Ell) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruis kruis: krȳs (Ell), t kruus (Ell) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] I-11, III-1-1
kruis of munt kruis of munt: kruus of muntj (Ell) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
kruisbeeld crucifix (<lat.): cruusifiks (Ell), kruusifiks (Ell), kruis: kruus (Ell), kruisbeeld: kruusbeeldj (Ell) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3