25176 |
onweerx |
onweer:
ônwair (L320a Ell)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
ongemoed:
ôngemoodj zeen (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
ozleevrouw (L320a Ell)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
lievevrouw van bijstand:
levrouw van biestandj (L320a Ell)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23970 |
onzedigheid |
onfatsoen:
ônfatsoen (L320a Ell)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L320a Ell),
paternoster:
paternoster (L320a Ell)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23720 |
onzevaderkralen |
gloriekraaltjes:
dit zijn eer-zij-de-vader-kralen
gloriekrelkes (L320a Ell)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20557 |
ooft |
ooften:
oofte (L320a Ell)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20736 |
ooftvlaai |
ooftenvlaai:
oofteflaai (L320a Ell)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33935 |
oogkleppen |
oogkappen:
ǫu̯xkapǝ (L320a Ell),
ooglappen:
ǫu̯xlɛp (L320a Ell)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|