e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pateen pateen (<fr.): pateen (Ell) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): pater (Ell) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] III-3-3
pater van de heilige geest franse paters: franse paters (Ell) De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch patriarch: patriejark (Ell) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: petries (Ell), veldhoen: veldhoonder (mv.) (Ell) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): petroeën (Ell) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: paus (Ell) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] III-3-3
pauselijke zegen pauselijke zengel: pauselikke zengel (Ell) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
pauzeren even tukken: effe tukke (Ell) heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)] III-1-4
peetoom peter: peter (Ell, ... ) de peter [de paat] [N 96D (1989)] III-2-2