34573 |
plateauwagen |
wagen:
wāgǝ (L320a Ell)
|
Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.]
I-13
|
29831 |
platte kant |
bovenkant:
bōvǝkantj (L320a Ell),
onderkant:
oŋǝrkantj (L320a Ell)
|
De lange brede zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17a; N 98, 172; monogr.]
II-8
|
19417 |
plattebuiskachel |
belgische stoof:
belzje stoof (L320a Ell)
|
Lange kookkachel met langwerpige platte buis en zichtbare pot (boerenkachel, leuvense kachel, platte buis (kachel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30170 |
platvol voegen |
platvol voegen:
plat˲vǫl [voegen] (L320a Ell)
|
Metselvoegen met mortel volstrijken zodat de voorkanten ervan gelijk liggen met die van de stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(voegen)' het lemma 'Een muur voegen'. [N 32, 34a]
II-9
|
23528 |
plechtig |
plechtig:
plechtig (L320a Ell)
|
Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24009 |
plechtige communie |
plechtige communie (<lat.):
plechtige kemuuniej (L320a Ell)
|
De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24051 |
plechtige huwelijksmis |
bruidsmis:
broedsmès (L320a Ell)
|
Een plechtige bruidsmis [hoeëchfierlieje broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23522 |
plechtige mis |
plechtige mis:
plechtige mes (L320a Ell)
|
De mis plechtig opdragen, celebreren. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30558 |
pleisteren |
berapen:
bǝrāpǝ (L320a Ell)
|
Een muurvlak of plafond bedekken met een laag metselmortel uit kalk en zand of Portlandcement. Voor fijner werk, vooral binnenhuis, worden muur of plafond eerst bedekt met een laag mortel, vervolgens effen geschuurd en dan overtrokken met een dunne laag pleisterspecie, meestal bestaande uit gegoten kalk en gips. Ook in Q 121 kende men verschillende bewerkingen om een muur te bepleisteren. Als eerste werd op de gemetselde muur met behulp van een speciale troffel, de zogenaamde 'schmeisstroffel' ('šmajstrufǝl'), een laag specie aangebracht. Het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, van voren recht. Men noemde dit: 'in het rauwt zetten' ('en ǝt rǫwt ˲z'tsǝ'). De stucadoor maakte daartoe een mortel aan, bestaande uit 5 delen zand, 1 deel kalk en 1 deel cement, die 'rauhputz' ('rǫwputs') werd genoemd. Nadat de laag was aangebracht werd hij met behulp van een rij glad gemaakt. Wanneer de muur ongeveer veertien dagen had gedroogd, kon men beginnen met de afwerking. Men noemde dit: de muur 'in de witte zetten' ('en dǝr w ̇īsǝ z'tsǝ') of 'in de fijnputz zetten' ('en dǝr fīn-/fajnputs z'tsǝ'). Daarbij werden twee lagen opgebracht. Het opbrengen van de eerste laag werd gedaan met behulp van de troffel en de 'sprahe' ('šprǭǝn'). Vervolgens werd de muur met de plakspaan gladgeschuurd. Voor de laatste laag gebruikte men 'vette spijs' ('v'tǝ špīs'), dus mortel waar veel kalk in was gemengd, zodat die laag ook wel 'de vette' ('dǝr v'tǝ') werd genoemd. Ook deze laag werd weer met de plakspaan verder afgewerkt. Zie ook de toelichtingen bij de lemmata 'Plafond', 'Plakspaan' en 'Speciebord'. Bij het pleisteren van een plafond werd de pleistermortel met grote kracht tegen de pleisterlatten gedrukt. Het teveel aan pleister dat bij deze werkzaamheden achter de latten terecht kwam, werd in Q 193 'kraal' ('kral') genoemd. Het woord werd ook gebruikt voor het teveel aan specie aan de binnenkant van een spouwmuur (Gronsvelds Woordenboek, pag. 243). [N 32, 37a; N 32, 37b; monogr.]
II-9
|
30560 |
pleistermortel |
beraapspijs:
bǝrāpspīs (L320a Ell),
bezetspijs:
bǝzęt[spijs] (L320a Ell)
|
Mortel voor pleisterwerk. Pleistermortel mag, om krimpscheuren te voorkomen, niet te vet zijn. Hij wordt dan ook meestal samengesteld uit 1 deel Portlandcement op 3 delen zand of 1 deel kalkpoeder, 1,5 deel tras en 2,5 à 3 delen zand of 1 deel Portlandcement, 1 deel tras en 5 delen zand (Zwiers II, pag. 218). Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)' geplaatste woorden en woorddelen het lemma 'Mortel'. [N 30, 38d; N 32, 37b; monogr.]
II-9
|