20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spekkook (L320a Ell)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speule (L320a Ell)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
potje:
pøͅtjə (L320a Ell)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spieëne (L320a Ell)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17719 |
sperma |
natuur:
neteur (L320a Ell),
zaad:
zoad (L320a Ell)
|
sperma [N 10c (1961)] || Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L320a Ell),
alleen in kandidaatsscriptie
sperver (L320a Ell)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessen:
eigen fon. aanduidingen
princesse (L320a Ell)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
spetteren:
spettere (L320a Ell)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (L320a Ell)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
30443 |
spie van het anker |
spie/spij:
spij (L320a Ell)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|