e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spekpannenkoek spekkoek: spekkook (Ell) Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spelen (alg.) spelen: speule (Ell) Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] III-3-2
spelletje potje: pøͅtjə (Ell) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spenen spenen: spieëne (Ell) spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] III-2-2
sperma natuur: neteur (Ell), zaad: zoad (Ell) sperma [N 10c (1961)] || Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)] III-1-1
sperwer sperwer: sperwer (Ell), alleen in kandidaatsscriptie  sperver (Ell) sperwer [DC 42b (1967)] III-4-1
sperziebonen prinsessen: eigen fon. aanduidingen  princesse (Ell) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spetteren spetteren: spettere (Ell) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie spie/spij: spi(i̯) (Ell) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spie van het anker spie/spij: spij (Ell) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9