21653 |
vervaldag |
juttemis:
Van Dale: sint-jut(te)mis, naam van een verzonnen heiligedag, in de zegsw. met sint-juttemis (als de kalveren op het ijs dansen), d.w.z. nooit, te gener tijd; iets tot sint-juttemis uitstellen, het voor altijd uitstellen, nooit doen.
juttemis (L320a Ell)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
remplasant (L320a Ell)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
gekloot:
gekloeët (L320a Ell)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervailing (L320a Ell)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
spoorkaartje:
spoorkarrtje (L320a Ell)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19270 |
verwaarlozen |
verkazeroenen?:
verkazeroene (L320a Ell)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
afwachten:
aafwachte (L320a Ell)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie:
femiliej (L320a Ell)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stōke (L320a Ell)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
verslakkeren:
eigen fon. aanduidingen
verslakkere (L320a Ell)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|