e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke kip hoen: hōn (Ell) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkant epistelkant: hier zaten de mannen !!!  epistelkant (Ell) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrolje kleijer (Ell), vrouljekleyer (Ell) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenondergoed ondergoed: ongergood (Ell) Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenonderhemd? hemd: humme (Ell), vrouwluihemd: vroljehumme (Ell) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwziek gersig: gessig (Ell), iets met gras te maken?  gessig (Ell), heet: heit (Ell), hoerig: Onbeleefd.  horig (Ell), scherp: sjerp (Ell) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vrucht zetten laden: eigen fon. aanduidingen de fritbuim laje zich dit jaor good  laje (Ell) Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] III-4-3
vruchtbare grond gelpe grond: gɛlpǝ grōnjtj (Ell), teelgrond: tø̄lgronjtj (Ell) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vruchtgebruik leeftocht: laiftocht (Ell) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] III-3-1
vruchtvlies vlies: vlees (Ell) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)] III-2-2