20131 |
een hond vleien |
feesten:
eigen spellingsysteem
fieëste (L320a Ell)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19855 |
een huis huren |
pachten:
pechten (L320a Ell)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30049 |
een huis uitzetten |
uitzetten:
ūt˲zętǝ (L320a Ell)
|
De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.]
II-9
|
30125 |
een keldergewelf maken |
boogwerk maken:
bōxwęrǝk mākǝ (L320a Ell)
|
Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.]
II-9
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kruuske gaeve (L320a Ell)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
brood zengelen:
broeed zengele (L320a Ell)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
kruus make (L320a Ell)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
een kuil maken:
ein koel make (L320a Ell)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
grijnzen:
B.v. hij greidje tegen mij.
greize (L320a Ell)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
22474 |
een list gebruiken |
foetelen:
foetele (L320a Ell)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|