20719 |
etensresten |
overschot:
euversjoot (L320a Ell)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23610 |
evangelie |
evangelie:
evangeelie (L320a Ell)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
koppelschei:
kǫpǝlšęi̯ (L320a Ell)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
30150 |
ezelsrug |
ezelsrug:
ēzǝlsrø̜k (L320a Ell)
|
Een uit metselstenen vervaardigd en aan weerszijden enigszins overstekend, kapvormig bovendeel van een muur. Zie afb. 43. [N 31, 43a; monogr.]
II-9
|
19423 |
fakkel |
fakkel:
fakkel (L320a Ell)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20172 |
familie |
familie:
femiliej (L320a Ell)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fōmfār (L320a Ell)
|
Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24144 |
fazant |
boshoen:
boshoon (L320a Ell),
fazant:
fezant (L320a Ell)
|
fazant || fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22431 |
feest |
feest:
fieest (L320a Ell)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22511 |
feest bij de ondertrouw |
ondertrouw:
oŋərtroͅuw (L320a Ell)
|
Het feest bij de ondertrouw [hoog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|