29829 |
geschifte steen |
geschaalde steen:
gǝšāldjǝ stęjn (L320a Ell)
|
Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
24013 |
geslaagd zijn voor het communie-examen |
ingeschreven zijn:
ingesjreve zeen (L320a Ell)
|
Geslaagd zijn voor het eerste communie-examen, opgeschreven zijn/worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20475 |
geslacht |
familie:
femiliej (L320a Ell)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuug (L320a Ell),
testament:
Testes is Lat.
testement (L320a Ell)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
naaien:
neije (L320a Ell),
Onbeleefd.
neije (L320a Ell),
paren:
pare (L320a Ell),
poppen:
pôppe (L320a Ell),
Onbeleefd.
pôppe (L320a Ell),
vogelen:
vogele (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
rijpe vaars:
rīpǝ vē̜s (L320a Ell)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kepelke (L320a Ell)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34472 |
gesneden haan |
deugeniet:
dø̄gǝnēt (L320a Ell),
kapuin:
kǝpūn (L320a Ell)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (L320a Ell)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (L320a Ell)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|