e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hondsdolheid razernij: rǭzǝrnii̯ (Ell) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
honger hebben honger hebben: hônger höbbe (Ell) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerachtig: hôngerechtig (Ell) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
hoofd kop: kop (Ell) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bollesje: Bij baby. B.v. waat ei klein bolleske (baby).  bolleske (Ell), knikkerd: B.v. hai kreeg ze op ziene knikkert.  knikkert (Ell) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoogaltaar: hoeegaltaor (Ell) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbord hoofdbred: hø̜i̯t˱brēt (Ell) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopplag: kopplak (Ell) hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen begijnenkap: begienekap (Ell) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdluis kopluis: eigen spellingsysteem  kopluus (Ell), luis: eigen spellingsysteem  loes (Ell), eigen spellingsysteem nu langerekt  luus (Ell) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2