18595 |
hul |
hul:
betekenis: muts met sierfranje op de rug
höl (L320a Ell)
|
hul, höl, hulmuts, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21807 |
hulp vragen |
hulp vragen:
hulp vraoge (L320a Ell)
|
iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18936 |
hulp, bijstand |
hulp:
hulp (L320a Ell)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24572 |
hulst |
hulst:
eigen fon. aanduidingen
hulst (L320a Ell)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppele (L320a Ell)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17959 |
hurken |
(zich) hukken:
hoeke (L320a Ell, ...
L320a Ell,
L320a Ell)
|
hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
schuddelen:
sjøͅdələ (L320a Ell)
|
Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21333 |
huurpenning |
huurpenning:
[beïnvloeding door suggesties "huurpenning [...] worrel, weerder"in de vraagstelling]
heurpenning (L320a Ell)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
reupe (L320a Ell)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
examen:
ekzaame (L320a Ell)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|